Nieuwe reglementering EPB-normen

Gepubliceerd op: 12 september 2013

Voor stedenbouwkundige vergunningsaanvragen vanaf 1 januari 2014 moet elke nieuwe woning in Vlaanderen een minimum hoeveelheid energie halen uit hernieuwbare bronnen.

Wat houdt deze EPB-eis precies in?

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen eengezinswoningen, woongebouwen met meer dan één wooneenheid en kantoren en scholen:

eengezinswoningen: om aan de nieuwe EPB-eis te voldoen, moet de aangifteplichtige één van de zes maatregelen uit de onderstaande figuur toepassen in het bouwproject. Elk van de opgesomde maatregelen moet een voldoende hoeveelheid hernieuwbare energie produceren (= kwantitatieve voorwaarde).
woongebouwen met meer dan één wooneenheid: de grote woongebouwen hebben de keuze tussen de eis die aan eengezinswoningen wordt opgelegd en de eis die voor kantoren en scholen geldt.

Niet elke maatregel voldoet zomaar: welke kwaliteitseisen worden gesteld?

Voor elk van de opgesomde maatregelen gelden ook een aantal kwaliteitsvoorwaarden om te garanderen dat het systeem op een voldoende efficiënte wijze hernieuwbare energie produceert. Er worden bijvoorbeeld eisen gesteld aan de oriëntatie, de helling, het rendement …

Maatregelen die niet aan de gestelde kwaliteitsvoorwaarden voldoen, tellen niet mee om het vereiste minimumaandeel hernieuwbare energie te behalen.

Wat gebeurt er als het bouwproject niet voldoet aan deze EPB-eis?

Er zijn geen afzonderlijke sancties voor deze nieuwe vereiste. De nieuwe eis is volledig geïntegreerd in de bestaande procedures van de energieprestatieregelgeving, voor het niet voldoen aan de E-peil-eis.
Voor bouwprojecten waarbij geen van de bovenvermelde systemen is toegepast of waarbij ze niet geïntegreerd zijn volgens de geldende kwaliteitsvoorwaarden, wordt het maximaal E-peil 10% strenger.

Dus voor een bouwproject (aangevraagd vanaf 2014) geldt niet E60 als maximum, maar wel E54 voor:

eengezinswoningen die niet één van de zes maatregelen, volgens de geldende kwaliteitsvoorwaarden, toepassen.
woongebouwen met meer dan één wooneenheid die niet één van de zes maatregelen voor eengezinswoningen, volgens de geldende kwaliteitsvoorwaarden, toepassen en die geen 10 kWh/jaar energie per m² bruikbare vloeroppervlakte uit hernieuwbare energiebronnen halen.

Uiterlijk 6 maanden na de ingebruikname van het bouwproject, rapporteert de verslaggever in de EPB-aangifte welke hernieuwbare energiesystemen in het bouwproject gebruikt zijn.

Het bouwproject zal voldoen aan de nieuwe EPB-eis:

als de hernieuwbare energiesystemen zijn toegepast volgens de gestelde kwaliteitsvoorwaarden;
of als het E-peil voldoet aan de 10%-strengere E-peileis bij bouwprojecten waarbij geen van de bovenvermelde systemen is toegepast of waarbij ze niet geïntegreerd zijn volgens de geldende voorwaarden.

In het geval dat er geen hernieuwbare energiesystemen zijn toegepast, volgens de gestelde kwaliteitsvoorwaarden, én het project ook niet voldoet aan de strengere E-peileis, wordt een administratieve geldboete gesteld voor het niet-voldoen aan de strengere E-peileis.

Regelgevende achtergrond

Deze verplichting wordt opgelegd door de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie (2009/28/EG) en is via een wijziging van het Energiebesluit, opgenomen in de Vlaamse energieprestatieregelgeving.

Het wijzigingsbesluit met de bepalingen van het minimumaandeel hernieuwbare energie in de bouw, werd definitief goedgekeurd op 28 september 2012 door de Vlaamse Regering.

Bron: www.energiesparen.be VEA

    Lees meer nieuws